Skip to main content
Skip table of contents

Interfaces Resource Broker VnC

De waarde van de base-URL ( [base] ) van de FHIR endpoints die de Resource Broker VnC biedt , dient voor alle FHIR-interacties gelijk te zijn aan "https://<FQDN>{</path extension>}/fhir/<fhir-version>". De waarde van <fhir-version> is dan bijvoorbeeld "R4" of "R5".

Verzending & Consolidatie Interface

De Verzending & Consolidatie Interface ondersteunt de volgende versies van het AORTA access_token:

  • versie 1.1 (AoF 0.6)

  • versie 2.0 (AoF 0.7)

  • versie 3.0

Reguliere FHIR-interactie

Feature

Initiëren reguliere FHIR-interactie

Type

Abstracte Service

Versie

1.3.3

Groep

Broker

Gepubliceerd

Delta

Toegevoegd dat een componentenlog moet worden bijgehouden.

Use case

AOF.UC.VNC.200.v5

Feature

Versie

Dependency

Aanbieder

Afnemer

Initiëren reguliere FHIR-interactie

1.3.3

core-FHIR-interactie-broker

*

*

De Verzending & Consolidatie Interface is voor reguliere FHIR-interacties (search, read, update, batch/transaction) nagenoeg gelijk aan de AORTA FHIR Resource Interface. Dit geldt zowel voor het generieke deel van de interface als voor de AORTA FHIR * interacties. In deze sectie worden daarom slechts de afwijkingen hierop beschreven.

M.b.t. de HTTP headers die worden gebruikt gelden voor alle interacties de volgende extra headers:

  • Conditionele request header: DigiD-Authenticatie: Bearer <authenticatietoken>

Een request die is gestuurd door een patiënt (via MedMij of een GBP) dient altijd een DigiD-Authenticatie header te bevatten.

Vooralsnog hoeven slechts JWT-based access_tokens, en SAML-based authenticatietokens te worden ondersteund.

Een token dat wordt meegezonden is in sommige gevallen een XML SAMLv2 Assertion, en in andere situaties een JSON Web Token (JWT). Een JWT bestaat uit een aantal base64 strings, die aan elkaar zijn gekoppeld met punten. Omdat een base64url geëncodeerde SAMLv2 Assertion geen punten kan bevatten, is de ontvanger altijd in staat om het type token bepalen.

Een SAML Assertion dient altijd base64url te worden gecodeerd conform RFC 4648.

HTTP statuscodes

HTTP statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Omdat bepaalde Confluence macro’s nog niet worden ondersteund in de publicatie omgeving, bevat de tabel, in de publicatieomgeving, ook informatie over de wijze waarop de betreffende interface wordt geïmplementeerd in de server component. De statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in de kolom “Uitkomst”. De overige informatie mag worden genegeerd.

AOF.UCe.VAL.100.v1 - Toetsing type content

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking.

NB. wanneer het verzoek wordt ontvangen van een component van VZVZ, dan hoeft geen toets op type content te worden uitgevoerd.

Gevraagd type content niet ondersteund

statuscode 406 Not Acceptable

Gehanteerd type content niet ondersteund

statuscode 415 Unsupported Media Type

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

AOF.UCe.VAL.250.v1 - Toetsing van een intern RB-request

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem controleert of alle vereiste tokens zijn toegevoegd aan het request

Ontbrekend token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt geen nadere informatie over de opgetreden fout geretourneerd. In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer", maar zonder foutcode of nadere informatie omtrent de fout geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

ii

Het systeem controleert de geldigheid van de meegezonden, van toepassing zijnde, tokens

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

iii

Indien van toepassing: Het systeem controleert de samenhang tussen het AORTA access_token en het DigiD authenticatietoken, zoals omschreven in de de sectie "Toetsing van samenhang tussen tokens".

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Stap

Omschrijving

Uitkomst

1

Bij ontvangst van get-aorta-data request:

Het systeem achterhaald, m.b.v. de AORTA Token Interface (middels een AORTA Token Request), welke interactie(s) moet(en) worden geïnitieerd, en bij welke GBx-applicatie(s).

Interactie(s) en/of GBx-applicaties kunnen niet worden vastgesteld

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Géén GBx-applicatie gevonden

Het systeem gaat direct naar stap 5 (samenstellen van response) van de main flow.

2

Voor elke GBx-applicatie, waar één of meerdere interacties moeten worden geïnitieerd, worden voor iedere te initieren interactie de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem stelt, o.b.v. het, door de primaire actor, gevraagde protocol van de response en het al dan niet aanwezig zijn van een transformationId in de _vrb_ter_scope claim van het AORTA access_token, vast of een HL7-v3, of een HL7-FHIR interactie moet worden uitgestuurd, en of een transformatie moet worden uitgevoerd (zie ook de toelichtingen “Opbouwen van queries“ en “Vaststellen van het te hanteren protocol”).

  • Het systeem stelt vast naar welke endpoint de interactie dient te worden doorgestuurd, zoals omschreven in de toelichting "Bepalen van de ontvangende resource servers".

  • Het systeem initieert de vereiste interactie. Indien een transformatie is vereist, en de te initieren interactie is géén v3-query, een FHIR-read of een FHIR-search, dan initieert het systeem hiervoor eerst de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface

Ongeldige adressering

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Interactie kon niet worden geïnitieerd

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

3

Voor elke ontvangen response worden de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem toetst of de response géén attachment met daarin malafide inhoud bevat (zie FHIR security, attachments).

  • Indien een response wordt ontvangen en een transformatie moet worden uitgevoerd, dan initieert het systeem de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface. In de toelichting “Transformatie van FHIR results naar v3-responses” is omschreven hoe moet worden omgegaan met ontvangen HTTP statuscodes, headers en OperationOutcomes van een FHIR Resource Server.

  • Indien (eventueel na transformatie) een FHIR searchset Bundle is verkregen dan voegt het systeem er een Provenance resource aan toe, zodat voor iedere opgeleverde resource instance in de Bundle duidelijk is, van welk bronsysteem deze werd verkregen.

Indien geen (tijdige) response wordt ontvangen, dan worden bovenstaand stappen niet doorlopen en genereert het systeem zelfstandig de vereiste foutresponse.

Malafide inhoud

Het systeem logt de gebeurtenis, negeert de betreffende response en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Geen (tijdig) antwoord van GBx-applicatie

statuscode 504 Gateway Timeout

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

4

Het systeem consolideert alle ontvangen responses, zoals omschreven in de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result" of, wanneer één v3-response moet worden opgeleverd, in AORTA documentatie voor v3-uitwisseling.

5

Bij opleveren van een FHIR-result: het systeem overschrijft eventuele URL's in het opgeleverde resultaat

  • Absolute URL's in Bundle entries (fullUrl's, references en link elementen van het type “self”, “first”, “next”, “previous” en “last”) dienen te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • DocumentReference.content.attachment.url dient, zowel voor absolute URL’s als voor relatieve URL’s, te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • URL in Location header dient te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>/_history/[vid]

    waarbij <appID> het applicatie-id (zonder root OID) bevat van het bronsysteem. Het in te vullen appID kan worden bepaald door het opgeleverde base endpointadres in de Bundle, te vergelijken met het FQDN van iedere GBZ-applicatie, die eerder in de flow werd betrokken bij de verwerking van het resource request.

De juiste Resource Broker XXX-in wordt bepaald o.b.v. de inhoud van de vrb_client_id claim in het AORTA access_token. De base URL die hierbij hoort wordt verkregen uit het AORTA Stelseltoken.

6

<exit>

Het systeem retourneert een response naar de primaire actor.

Zie de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result".

Verwerking succesvol

statuscode 200 OK

  • Wanneer een geldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" opgenomen in het resultaat. 

  • Wanneer een ongeldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd opgenomen in het resultaat.

  • Wanneer een FHIR zoekparameter een geldige waarde bevat die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een optionele FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

Voor bovenstaande criteria geldt dat ze

  • voor FHIR-interacties die worden vertaald van naar HL7v3: worden getoetst in de resource broker;

  • voor FHIR-interacties die niet worden vertaald: worden getoetst in de resource server.

Wanneer een feitelijk, door Resource Server, geretourneerde statuscode moet worden toegevoegd aan een response, dan wordt dit gedaan in een OperationOutcome met:

  • voor statuscode 2xx: issue.severity=information, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>", OF

  • anders: issue.severity=warning, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>".

Verwerking succesvol - resource instance gecreëerd

statuscode 201 Created

get-aorta-data

Feature

Uitvoeren get-aorta-data

Type

Service

Versie

1.3.1

Groep

Broker

Gepubliceerd

Delta

Toegevoegd dat een componentenlog moet worden bijgehouden.

Use case

AOF.UC.VNC.200.v3

Via een get-aorta-data request kunnen gegevens worden opgehaald bij GBZ-applicaties die zijn aangesloten op het AORTA netwerk.

Het technische formaat van een protocol-agnostisch get-aorta-data request is:

POST [base endpointadres]/get-aorta-data/v1
Authorization: Bearer <AORTA access_token>
Content-Type: application/json; charset=utf-8AORTA-ID: initialRequestID=<UUID conform RFC4122>; requestID=<UUID conform RFC4122>
{
"protocol": "",
"context": "",
"destination": "",
"effective-time": ["",""],
"therapy-identifier": "",
"classifier": "",
"instance-identifier": ""
}

Bij het verzenden van een protocol-agnostisch get-aorta-data request dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:

Feature

Authorization HTTP Header

Type

Subfeature

Versie

1.0.0

Groep

HTTP Headers

Gepubliceerd

Delta

Initiële versie van feature.

Authorization: Bearer <AORTA access_token>

Een AORTA access_token is altijd een JSON Web Token (JWT).

Een JWT bestaat uit een aantal base64 strings, die aan elkaar zijn gekoppeld met punten. Indien een token een SAML Assertion zou zijn, dan dient het altijd base64url te worden gecodeerd conform RFC 4648. Omdat een base64url geëncodeerde SAMLv2 Assertion geen punten kan bevatten, is de ontvanger altijd in staat om het type token bepalen.

In het token, dat wordt ontvangen in een Authorization header, is informatie opgenomen over welke type inhoudelijk token het betreft en welke versie, dus bijvoorbeeld dat het gaat om een AORTA access_token.

Content-Type: application/json; charset=utf-8

Feature

AORTA-ID HTTP Header

Type

Subfeature

Versie

1.0.0

Groep

HTTP Headers

Gepubliceerd

Delta

Initiële versie van feature.

AORTA-ID: initialRequestID=<UUID conform RFC4122>; requestID=<UUID conform RFC4122>

Het initialRequestID attribuut bevat het ID van het allereerste request in de hele keten en dient te worden opgenomen in de logbestanden van alle partijen in de keten, zodat bij foutopsporing de verschillende logbestanden aan elkaar kunnen worden gerelateerd.

Het requestID is voor iedere request message uniek. In requests wordt deze gegenereerd door de client. Ook het requestID dient te worden opgenomen in de verschillende logbestanden, zodat altijd duidelijk is op welk bericht een log entry van toepassing is.

Input parameters:

Name

Cardinality

Type

Toelichting

protocol

1..1

String

Het gevraagde protocol in de response.

Mogelijke waarden:

  • application/fhir+xml

  • application/fhir+json

  • application/hl7-v3+xml

context

1..1

String

AORTA contextcode waarbinnen de operation wordt uitgevoerd.

Bijvoorbeeld:

  • "context” : ”BGZ"

destination

0..1

String

URA van de zorgaanbieder die bevraagd moet worden, of het applicatieID van de Resource Server (GBZ-applicatie) die bevraagd moet worden.

Wanneer de destination afwezig is, dan worden alle Resource Server waarvoor toestemming is geregistreerd bevraagd.

Formaat:

  • "destination” : ”http://fhir.nl/fhir/NamingSystem/aorta-app-id|<app-id>”

  • "destination” : ”http://fhir.nl/fhir/NamingSystem/ura|<URA>”

  • "destination” : ”urn:oid:2.16.528.1.1007.3.3.<URA>"

  • "destination” : ”urn:oid:2.16.840.1.113883.2.4.6.6.<applicatie-id>"

effective-time

0..1

String array

De periode waarop een geregistreerd gegeven betrekking heeft (bijv. medisch of logistiek relevant is).

Bijvoorbeeld:

  • “effective-time” : [”ge2010-01-01 , ”le2011-12-31”]

therapy-identifier

0..1

String

Een business identifier van een specifieke behandeling.

Bijvoorbeeld:

  • “therapy-identifier” : ”http://example.nl/fhir/NamingSystem/pharmaceuticaltreatment|24834781“

classifier

0..1

String

Typering van bijv. het soort medicatie, observaties, diagnoses of problemen.

Bijvoorbeeld:

  • “classifier” : ”urn:oid:2.16.840.1.113883.2.4.4.8|13610554“

instance-identifier

0..1

String

Een business identifier van een specifieke bouwsteen instantie.

Bijvoorbeeld:

  • “instance-identifier” : ”http://example.nl/fhir/NamingSystem/MedicationRequest|999922448“

Het technische formaat van een get-aorta-data response is:

200 OK
Content-Type: application/json; charset=utf-8

{
    "format": "",
    "result": ""
}

Bij het verzenden van een protocol-agnostische get-aorta-data response dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:

Content-Type: application/json; charset=utf-8

Output parameters:

Name

Cardinality

Type

Toelichting

format

1..1

Lege string of een string met waarde escape of base64.

Gehanteerde encodering voor result.

result

0..1

String waarop de benodigde escaping is toegepast, of die base64 geëncodeerde data bevat.

Wanneer om een FHIR-result wordt gevraagd, dan zal result een FHIR Bundle bevatte van het type = searchset.

Wanneer om een v3-response wordt gevraagd, dan zal result een batchAntwoord (MCCI_IN200101) bevatten, met daarin het resultaat van een verzameling bouwsteenspecifieke queries. Elke bouwsteenspecifieke query antwoord is dan als volledige interactie onder de batchwrapper opgenomen.

HTTP statuscodes

HTTP statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Omdat bepaalde Confluence macro’s nog niet worden ondersteund in de publicatie omgeving, bevat de tabel, in de publicatieomgeving, ook informatie over de wijze waarop de betreffende interface wordt geïmplementeerd in de server component. De statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in de kolom “Uitkomst”. De overige informatie mag worden genegeerd.

AOF.UCe.VAL.100.v1 - Toetsing type content

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking.

NB. wanneer het verzoek wordt ontvangen van een component van VZVZ, dan hoeft geen toets op type content te worden uitgevoerd.

Gevraagd type content niet ondersteund

statuscode 406 Not Acceptable

Gehanteerd type content niet ondersteund

statuscode 415 Unsupported Media Type

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

AOF.UCe.VAL.250.v1 - Toetsing van een intern RB-request

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem controleert of alle vereiste tokens zijn toegevoegd aan het request

Ontbrekend token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt geen nadere informatie over de opgetreden fout geretourneerd. In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer", maar zonder foutcode of nadere informatie omtrent de fout geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

ii

Het systeem controleert de geldigheid van de meegezonden, van toepassing zijnde, tokens

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

iii

Indien van toepassing: Het systeem controleert de samenhang tussen het AORTA access_token en het DigiD authenticatietoken, zoals omschreven in de de sectie "Toetsing van samenhang tussen tokens".

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Stap

Omschrijving

Uitkomst

1

Bij ontvangst van get-aorta-data request:

Het systeem achterhaald, m.b.v. de AORTA Token Interface (middels een AORTA Token Request), welke interactie(s) moet(en) worden geïnitieerd, en bij welke GBx-applicatie(s).

Interactie(s) en/of GBx-applicaties kunnen niet worden vastgesteld

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Géén GBx-applicatie gevonden

Het systeem gaat direct naar stap 5 (samenstellen van response) van de main flow.

2

Voor elke GBx-applicatie, waar één of meerdere interacties moeten worden geïnitieerd, worden voor iedere te initieren interactie de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem stelt, o.b.v. het, door de primaire actor, gevraagde protocol van de response en het al dan niet aanwezig zijn van een transformationId in de _vrb_ter_scope claim van het AORTA access_token, vast of een HL7-v3, of een HL7-FHIR interactie moet worden uitgestuurd, en of een transformatie moet worden uitgevoerd (zie ook de toelichtingen “Opbouwen van queries“ en “Vaststellen van het te hanteren protocol”).

  • Het systeem stelt vast naar welke endpoint de interactie dient te worden doorgestuurd, zoals omschreven in de toelichting "Bepalen van de ontvangende resource servers".

  • Het systeem initieert de vereiste interactie. Indien een transformatie is vereist, en de te initieren interactie is géén v3-query, een FHIR-read of een FHIR-search, dan initieert het systeem hiervoor eerst de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface

Ongeldige adressering

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Interactie kon niet worden geïnitieerd

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

3

Voor elke ontvangen response worden de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem toetst of de response géén attachment met daarin malafide inhoud bevat (zie FHIR security, attachments).

  • Indien een response wordt ontvangen en een transformatie moet worden uitgevoerd, dan initieert het systeem de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface. In de toelichting “Transformatie van FHIR results naar v3-responses” is omschreven hoe moet worden omgegaan met ontvangen HTTP statuscodes, headers en OperationOutcomes van een FHIR Resource Server.

  • Indien (eventueel na transformatie) een FHIR searchset Bundle is verkregen dan voegt het systeem er een Provenance resource aan toe, zodat voor iedere opgeleverde resource instance in de Bundle duidelijk is, van welk bronsysteem deze werd verkregen.

Indien geen (tijdige) response wordt ontvangen, dan worden bovenstaand stappen niet doorlopen en genereert het systeem zelfstandig de vereiste foutresponse.

Malafide inhoud

Het systeem logt de gebeurtenis, negeert de betreffende response en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Geen (tijdig) antwoord van GBx-applicatie

statuscode 504 Gateway Timeout

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

4

Het systeem consolideert alle ontvangen responses, zoals omschreven in de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result" of, wanneer één v3-response moet worden opgeleverd, in AORTA documentatie voor v3-uitwisseling.

5

Bij opleveren van een FHIR-result: het systeem overschrijft eventuele URL's in het opgeleverde resultaat

  • Absolute URL's in Bundle entries (fullUrl's, references en link elementen van het type “self”, “first”, “next”, “previous” en “last”) dienen te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • DocumentReference.content.attachment.url dient, zowel voor absolute URL’s als voor relatieve URL’s, te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • URL in Location header dient te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>/_history/[vid]

    waarbij <appID> het applicatie-id (zonder root OID) bevat van het bronsysteem. Het in te vullen appID kan worden bepaald door het opgeleverde base endpointadres in de Bundle, te vergelijken met het FQDN van iedere GBZ-applicatie, die eerder in de flow werd betrokken bij de verwerking van het resource request.

De juiste Resource Broker XXX-in wordt bepaald o.b.v. de inhoud van de vrb_client_id claim in het AORTA access_token. De base URL die hierbij hoort wordt verkregen uit het AORTA Stelseltoken.

6

<exit>

Het systeem retourneert een response naar de primaire actor.

Zie de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result".

Verwerking succesvol

statuscode 200 OK

  • Wanneer een geldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" opgenomen in het resultaat. 

  • Wanneer een ongeldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd opgenomen in het resultaat.

  • Wanneer een FHIR zoekparameter een geldige waarde bevat die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een optionele FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

Voor bovenstaande criteria geldt dat ze

  • voor FHIR-interacties die worden vertaald van naar HL7v3: worden getoetst in de resource broker;

  • voor FHIR-interacties die niet worden vertaald: worden getoetst in de resource server.

Wanneer een feitelijk, door Resource Server, geretourneerde statuscode moet worden toegevoegd aan een response, dan wordt dit gedaan in een OperationOutcome met:

  • voor statuscode 2xx: issue.severity=information, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>", OF

  • anders: issue.severity=warning, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>".

Verwerking succesvol - resource instance gecreëerd

statuscode 201 Created

AOF.UCe.VAL.100.v1 - Toetsing type content

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking.

NB. wanneer het verzoek wordt ontvangen van een component van VZVZ, dan hoeft geen toets op type content te worden uitgevoerd.

Gevraagd type content niet ondersteund

statuscode 406 Not Acceptable

Gehanteerd type content niet ondersteund

statuscode 415 Unsupported Media Type

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Stap

Omschrijving

Uitkomst

1

Het systeem controleert de geldigheid van het AORTA access_token, zoals omschreven in de toelichting Controle en gebruik van het access_token.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

2

Het systeem toetst of het verzoek voldoet aan de interface specificatie.

Ongeldig FHIR-verzoek

statuscode 400 Bad Request

  • Wanneer een verplichte FHIR zoekparameter ontbreekt, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "required" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een verplichte FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, d.w.z. een waarde die niet is gespecificeerd binnen de gegevensdienst, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd;

  • Wanneer een ontvangen FHIR resource instance ongeldig is, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • In deze situatie wordt, indien van toepassing, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_request" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

3

Afhankelijk van het type FHIR-interactie wordt nu de juiste generieke extension flow doorlopen, d.w.z.

4

<exit>

Het systeem retourneert een response naar de primaire actor.

Verwerking succesvol

statuscode 200 OK

  • Wanneer een geldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" opgenomen in het resultaat. 

  • Wanneer een ongeldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd opgenomen in het resultaat.

  • Wanneer een FHIR zoekparameter een geldige waarde bevat die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een optionele FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

Voor bovenstaande criteria geldt dat ze

  • voor FHIR-interacties die worden vertaald van naar HL7v3: worden getoetst in de resource broker;

  • voor FHIR-interacties die niet worden vertaald: worden getoetst in de resource server.

Verwerking succesvol - resource instance gecreëerd

statuscode 201 Created

push-aorta-data

Feature

Uitvoeren push-aorta-data

Type

Service

Versie

1.1.1

Groep

Broker

Gepubliceerd

Delta

Toegevoegd dat een componentenlog moet worden bijgehouden.

Use case

AOF.UC.VNC.200.v3

Via een push-aorta-data request kunnen gegevens worden verzonden naar GBZ-applicaties die zijn aangesloten op het AORTA netwerk.

Het technische formaat van een protocol-agnostisch push-aorta-data request is:

POST [base endpointadres]/push-aorta-data/v1
Authorization: Bearer <AORTA access_token>
Content-Type: application/json; charset=utf-8AORTA-ID: initialRequestID=<UUID conform RFC4122>; requestID=<UUID conform RFC4122>

{
    "protocol":"",
    "context":""
    "destination":"",
    "format": "",
    "data": ""
}

Bij het verzenden van een protocol-agnostisch push-aorta-data request dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:

Feature

Authorization HTTP Header

Type

Subfeature

Versie

1.0.0

Groep

HTTP Headers

Gepubliceerd

Delta

Initiële versie van feature.

Authorization: Bearer <AORTA access_token>

Een AORTA access_token is altijd een JSON Web Token (JWT).

Een JWT bestaat uit een aantal base64 strings, die aan elkaar zijn gekoppeld met punten. Indien een token een SAML Assertion zou zijn, dan dient het altijd base64url te worden gecodeerd conform RFC 4648. Omdat een base64url geëncodeerde SAMLv2 Assertion geen punten kan bevatten, is de ontvanger altijd in staat om het type token bepalen.

In het token, dat wordt ontvangen in een Authorization header, is informatie opgenomen over welke type inhoudelijk token het betreft en welke versie, dus bijvoorbeeld dat het gaat om een AORTA access_token.

Content-Type: application/json; charset=utf-8

Feature

AORTA-ID HTTP Header

Type

Subfeature

Versie

1.0.0

Groep

HTTP Headers

Gepubliceerd

Delta

Initiële versie van feature.

AORTA-ID: initialRequestID=<UUID conform RFC4122>; requestID=<UUID conform RFC4122>

Het initialRequestID attribuut bevat het ID van het allereerste request in de hele keten en dient te worden opgenomen in de logbestanden van alle partijen in de keten, zodat bij foutopsporing de verschillende logbestanden aan elkaar kunnen worden gerelateerd.

Het requestID is voor iedere request message uniek. In requests wordt deze gegenereerd door de client. Ook het requestID dient te worden opgenomen in de verschillende logbestanden, zodat altijd duidelijk is op welk bericht een log entry van toepassing is.

Input parameters:

Name

Cardinality

Type

Toelichting

protocol

1..1

String

Het gehanteerde protocol.

Mogelijke waarden:

  • application/fhir+xml

  • application/fhir+json

  • application/hl7-v3+xml

context

1..1

String

Code van de context waarbinnen de operation wordt uitgevoerd.

Bijvoorbeeld:

  • "context” : ”BGZ"

destination

1..1

String

URA van de zorgaanbieder, of het applicatieID van de Resource Server (GBZ-applicatie) waarnaar de gegevens verzonden moeten worden.

Formaat:

  • "destination” : ”urn:oid:2.16.528.1.1007.3.3.<URA>"

  • "destination” : ”urn:oid:2.16.840.1.113883.2.4.6.6.<applicatie-id>"

NB. vooralsnog dient destination gevuld te zijn met een applicatieID.

format

1..1

Lege string of een string met waarde escape of base64.

Gehanteerde encodering voor data.

data

1..1

String waarop de benodigde escaping is toegepast, of die base64 geëncodeerde data bevat.

De inhoud van de push interactie (v3-request of FHIR-request).

Het technische formaat van een push-aorta-data response is:

<HTTP statuscode returned by destination>
Content-Type: application/json; charset=utf-8
<any other HTTP headers returned by destination>

{
    "format": "",
    "result": ""
}

Bij het verzenden van een protocol-agnostische push-aorta-data response dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:

Content-Type: application/json; charset=utf-8

Output parameters:

Name

Cardinality

Type

Toelichting

format

1..1

Lege string of een string met waarde escape of base64.

Gehanteerde encodering voor result.

result

0..1

String waarop de benodigde escaping is toegepast, of die base64 geëncodeerde data bevat.

Afhankelijk van de waarde van protocol in het push-aorta-data request betreft het een v3-response of een FHIR-response.

HTTP statuscodes

HTTP statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Omdat bepaalde Confluence macro’s nog niet worden ondersteund in de publicatie omgeving, bevat de tabel, in de publicatieomgeving, ook informatie over de wijze waarop de betreffende interface wordt geïmplementeerd in de server component. De statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn opgenomen in de kolom “Uitkomst”. De overige informatie mag worden genegeerd.

AOF.UCe.VAL.100.v1 - Toetsing type content

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking.

NB. wanneer het verzoek wordt ontvangen van een component van VZVZ, dan hoeft geen toets op type content te worden uitgevoerd.

Gevraagd type content niet ondersteund

statuscode 406 Not Acceptable

Gehanteerd type content niet ondersteund

statuscode 415 Unsupported Media Type

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

AOF.UCe.VAL.250.v1 - Toetsing van een intern RB-request

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem controleert of alle vereiste tokens zijn toegevoegd aan het request

Ontbrekend token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt geen nadere informatie over de opgetreden fout geretourneerd. In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer", maar zonder foutcode of nadere informatie omtrent de fout geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

ii

Het systeem controleert de geldigheid van de meegezonden, van toepassing zijnde, tokens

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

iii

Indien van toepassing: Het systeem controleert de samenhang tussen het AORTA access_token en het DigiD authenticatietoken, zoals omschreven in de de sectie "Toetsing van samenhang tussen tokens".

NB. wanneer het verzoek via een intern netwerk wordt ontvangen, en van een component van VZVZ, dan hoeft deze toets niet te worden uitgevoerd.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Stap

Omschrijving

Uitkomst

1

Bij ontvangst van get-aorta-data request:

Het systeem achterhaald, m.b.v. de AORTA Token Interface (middels een AORTA Token Request), welke interactie(s) moet(en) worden geïnitieerd, en bij welke GBx-applicatie(s).

Interactie(s) en/of GBx-applicaties kunnen niet worden vastgesteld

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Géén GBx-applicatie gevonden

Het systeem gaat direct naar stap 5 (samenstellen van response) van de main flow.

2

Voor elke GBx-applicatie, waar één of meerdere interacties moeten worden geïnitieerd, worden voor iedere te initieren interactie de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem stelt, o.b.v. het, door de primaire actor, gevraagde protocol van de response en het al dan niet aanwezig zijn van een transformationId in de _vrb_ter_scope claim van het AORTA access_token, vast of een HL7-v3, of een HL7-FHIR interactie moet worden uitgestuurd, en of een transformatie moet worden uitgevoerd (zie ook de toelichtingen “Opbouwen van queries“ en “Vaststellen van het te hanteren protocol”).

  • Het systeem stelt vast naar welke endpoint de interactie dient te worden doorgestuurd, zoals omschreven in de toelichting "Bepalen van de ontvangende resource servers".

  • Het systeem initieert de vereiste interactie. Indien een transformatie is vereist, en de te initieren interactie is géén v3-query, een FHIR-read of een FHIR-search, dan initieert het systeem hiervoor eerst de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface

Ongeldige adressering

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Interactie kon niet worden geïnitieerd

Het systeem voegt een OperationOutcome toe (issue.severity=”warning”, issue.code "processing") met daarin informatie over de reden en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

In geval van foutieve informatie in het request of token wordt geretourneerd:

statuscode 400 Bad Request

In geval van een interne fout in het systeem wordt geretourneerd:

statuscode 500 Internal Server Error

3

Voor elke ontvangen response worden de volgende stappen doorlopen:

  • Het systeem toetst of de response géén attachment met daarin malafide inhoud bevat (zie FHIR security, attachments).

  • Indien een response wordt ontvangen en een transformatie moet worden uitgevoerd, dan initieert het systeem de use case Transformeer content middels de Transformatie Interface. In de toelichting “Transformatie van FHIR results naar v3-responses” is omschreven hoe moet worden omgegaan met ontvangen HTTP statuscodes, headers en OperationOutcomes van een FHIR Resource Server.

  • Indien (eventueel na transformatie) een FHIR searchset Bundle is verkregen dan voegt het systeem er een Provenance resource aan toe, zodat voor iedere opgeleverde resource instance in de Bundle duidelijk is, van welk bronsysteem deze werd verkregen.

Indien geen (tijdige) response wordt ontvangen, dan worden bovenstaand stappen niet doorlopen en genereert het systeem zelfstandig de vereiste foutresponse.

Malafide inhoud

Het systeem logt de gebeurtenis, negeert de betreffende response en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

Geen (tijdig) antwoord van GBx-applicatie

statuscode 504 Gateway Timeout

Transformatie niet geslaagd

statuscode 500 Internal Server Error

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de volgende interactie of GBx-applicatie.

4

Het systeem consolideert alle ontvangen responses, zoals omschreven in de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result" of, wanneer één v3-response moet worden opgeleverd, in AORTA documentatie voor v3-uitwisseling.

5

Bij opleveren van een FHIR-result: het systeem overschrijft eventuele URL's in het opgeleverde resultaat

  • Absolute URL's in Bundle entries (fullUrl's, references en link elementen van het type “self”, “first”, “next”, “previous” en “last”) dienen te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • DocumentReference.content.attachment.url dient, zowel voor absolute URL’s als voor relatieve URL’s, te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>.

  • URL in Location header dient te worden aangepast conform het volgende formaat: <base endpointadres Resource Broker XXX-in>/<appID>/<type>/<id>/_history/[vid]

    waarbij <appID> het applicatie-id (zonder root OID) bevat van het bronsysteem. Het in te vullen appID kan worden bepaald door het opgeleverde base endpointadres in de Bundle, te vergelijken met het FQDN van iedere GBZ-applicatie, die eerder in de flow werd betrokken bij de verwerking van het resource request.

De juiste Resource Broker XXX-in wordt bepaald o.b.v. de inhoud van de vrb_client_id claim in het AORTA access_token. De base URL die hierbij hoort wordt verkregen uit het AORTA Stelseltoken.

6

<exit>

Het systeem retourneert een response naar de primaire actor.

Zie de toelichting "Consolideren van de responses naar één FHIR-result".

Verwerking succesvol

statuscode 200 OK

  • Wanneer een geldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" opgenomen in het resultaat. 

  • Wanneer een ongeldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd opgenomen in het resultaat.

  • Wanneer een FHIR zoekparameter een geldige waarde bevat die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een optionele FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

Voor bovenstaande criteria geldt dat ze

  • voor FHIR-interacties die worden vertaald van naar HL7v3: worden getoetst in de resource broker;

  • voor FHIR-interacties die niet worden vertaald: worden getoetst in de resource server.

Wanneer een feitelijk, door Resource Server, geretourneerde statuscode moet worden toegevoegd aan een response, dan wordt dit gedaan in een OperationOutcome met:

  • voor statuscode 2xx: issue.severity=information, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>", OF

  • anders: issue.severity=warning, issue.code=processing. en issue.diagnostics="<appID van resource server>:<statuscode van resource server>".

Verwerking succesvol - resource instance gecreëerd

statuscode 201 Created

AOF.UCe.VAL.100.v1 - Toetsing type content

Uitkomst

Stap

Omschrijving

i

Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking.

NB. wanneer het verzoek wordt ontvangen van een component van VZVZ, dan hoeft geen toets op type content te worden uitgevoerd.

Gevraagd type content niet ondersteund

statuscode 406 Not Acceptable

Gehanteerd type content niet ondersteund

statuscode 415 Unsupported Media Type

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

Stap

Omschrijving

Uitkomst

1

Het systeem controleert de geldigheid van het AORTA access_token, zoals omschreven in de toelichting Controle en gebruik van het access_token.

Ongeldig token

statuscode 401 Unauthorized

  • In deze situatie wordt, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_token" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

  • In deze situatie mag daarnaast ook een OperationOutcome met issue.code "security" worden geretourneerd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

2

Het systeem toetst of het verzoek voldoet aan de interface specificatie.

Ongeldig FHIR-verzoek

statuscode 400 Bad Request

  • Wanneer een verplichte FHIR zoekparameter ontbreekt, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "required" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een verplichte FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, d.w.z. een waarde die niet is gespecificeerd binnen de gegevensdienst, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd;

  • Wanneer een ontvangen FHIR resource instance ongeldig is, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • In deze situatie wordt, indien van toepassing, conform RFC 6750, ook een WWW-Authenticate HTTP response header met als auth-scheme "Bearer" en een error attribuut met waarde "invalid_request" geretourneerd. Indien de WWW-Authenticate HTTP response header wordt geproduceerd door de resource broker, dan wordt een realm attribuut met waarde "aorta" toegevoegd.

Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow.

3

Afhankelijk van het type FHIR-interactie wordt nu de juiste generieke extension flow doorlopen, d.w.z.

4

<exit>

Het systeem retourneert een response naar de primaire actor.

Verwerking succesvol

statuscode 200 OK

  • Wanneer een geldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" opgenomen in het resultaat. 

  • Wanneer een ongeldige FHIR zoekparameter wordt ontvangen, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "invalid" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd opgenomen in het resultaat.

  • Wanneer een FHIR zoekparameter een geldige waarde bevat die niet wordt ondersteund, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "not supported" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

  • Wanneer een optionele FHIR zoekparameter een ongeldige waarde heeft, dan wordt een OperationOutcome met issue.code "value" en de van toepassing zijnde issue.details geretourneerd.

Voor bovenstaande criteria geldt dat ze

  • voor FHIR-interacties die worden vertaald van naar HL7v3: worden getoetst in de resource broker;

  • voor FHIR-interacties die niet worden vertaald: worden getoetst in de resource server.

Verwerking succesvol - resource instance gecreëerd

statuscode 201 Created

JavaScript errors detected

Please note, these errors can depend on your browser setup.

If this problem persists, please contact our support.