Interfaces Lokalisatie Server
Lokalisatie Interface
Verkrijgen van informatie over bronnen
Feature | |
---|---|
Type | Service |
Versie | 1.0.0 |
Groep | Lokalisatie |
Gepubliceerd |
|
Delta | Initiële versie van feature. |
Use case |
Feature | Versie | Dependency | Aanbieder | Afnemer |
---|---|---|---|---|
1.0.0 | - | * | ||
1.0.0 | AORTA-ID HTTP Header | * | * | |
1.0.0 | * | - |
Inhoud en formaat van een getSourceInfoRequest
Middels deze interactie kan worden bepaald welke GBZ-applicaties beschikken over bepaalde patiëntgegevens. Tevens wordt hierbij informatie geretourneerd over of de betreffende patiënt toestemming heeft gegeven aan de zorgaanbieder om de gegevens beschikbaar te stellen voor opvraag door derden.
Een getSourceInfoRequest wordt op de volgende wijze verzonden:
POST [base endpointadres]/getSourceInfo/v1
Bij het verzenden van een getSourceInfoRequest dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:
Feature | AORTA-ID HTTP Header |
---|---|
Type | Subfeature |
Versie | 1.0.0 |
Groep | HTTP Headers |
Gepubliceerd |
|
Delta | Initiële versie van feature. |
AORTA-ID: initialRequestID=<UUID conform RFC4122>; requestID=<UUID conform RFC4122>
Het initialRequestID attribuut bevat het ID van het allereerste request in de hele keten en dient te worden opgenomen in de logbestanden van alle partijen in de keten, zodat bij foutopsporing de verschillende logbestanden aan elkaar kunnen worden gerelateerd.
Het requestID is voor iedere request message uniek. In requests wordt deze gegenereerd door de client. Ook het requestID dient te worden opgenomen in de verschillende logbestanden, zodat altijd duidelijk is op welk bericht een log entry van toepassing is.
Content-Type: application/json; charset=utf-8
Het technische formaat van de HTTP body van een getSourceInfoRequest is:
{
"source": [
"",
""
],
"requester": {
"organisationId": "",
"subject": "",
"role": "",
"actor": ""
},
"patient": "",
"dataCategory": [
{
"code": "",
"codeSystem": ""
}
],
"purposeOfUse": ""
}
Input parameters:
Name | Cardinality | Type | Toelichting |
source | 0..n | String | Identificatie van de bron, waarvoor de toets moet worden uitgevoerd. Toegestane vullingen:
Formaat van een URA:
Formaat van een applicatie-id:
|
requester | 1..1 | Object met attributen | |
requester.organisationId | 1..1 | String | ID van de verantwoordelijke organisatie van waaruit de opvrager acteert. Toegestane vullingen:
Formaat van een URA:
|
requester.subject | 1..1 | ID van de verantwoordelijke persoon. Toegestane vullingen:
Formaat van een UZI-nummer:
| |
requester.role | 1..1 | Rolcode van de verantwoordelijke persoon. Toegestane vullingen:
Formaat van een UZI-rolcode:
| |
requester.actor | 0..1 | ID van de acterende persoon. Verplicht aanwezig, indien de acterende persoon iemand anders is dan de verantwoordelijke persoon. Toegestane vullingen:
Formaat van een UZI-nummer:
| |
patient | 1..1 | String | Het ID van de patiënt, d.w.z. de persoon waarop de gegevens, die worden uitgewisseld, betrekking hebben. Formaat (één van de volgende):
|
dataCategory | 0..n | String | Gegevenssoort of bouwsteentype. |
dataCategory.codeSystem | 1..1 | String | Mogelijke waarden:
|
dataCategory.code | 1..1 | String | Mogelijke waarden:
|
purposeOfUse | 1..1 | String | Een aanduiding van de situatie waarin de (beoogde) interactie plaatsvindt, "normaal" of "nood". |
Inhoud en formaat van een getSourceInfoResponse
Bij het verzenden van een getSourceInfoResponse dienen de volgende HTTP headers te worden meegezonden:
Content-Type: application/json; charset=utf-8
Het technische formaat van de HTTP body van een getSourceInfoResponse is:
{
"source-info": [
{
"applicationId": "",
"dataCategory": [
{
"code": "",
"codeSystem": "",
"consent": ""
}
]
}
]
}
Output parameters, nul of meerdere sourceInfo objecten. Inhoud van een sourceInfo object:
Name | Cardinality | Type | Toelichting |
applicationId | 1..1 | string | Het app-id van de GBx-applicatie die over de gevraagde gegevens beschikt. Het betreft het app-id zonder aanduiding van een namingsystem of root OID. |
dataCategory | 0..n | String | Gegevenssoort of bouwsteentype. |
dataCategory.codeSystem | 1..1 | String | Mogelijke waarden:
|
dataCategory.code | 1..1 | String | Mogelijke waarden:
|
dataCategory.consent | 1..1 | String | De waarde van de toestemming van de patiënt. Mogelijke waarden:
|
HTTP statuscodes
HTTP statuscodes die kunnen worden geretourneerd zijn:
Stap | Omschrijving | Uitkomst |
---|---|---|
1 | Het systeem ontvangt een verzoek en start de verwerking. | Gevraagd type content of AORTA acceptVersion niet ondersteund statuscode 406 Not Acceptable |
Gehanteerd type content of AORTA contentVersion niet ondersteund statuscode 415 Unsupported Media Type | ||
Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow. | ||
2 | Het systeem toetst of het verzoek voldoet aan de interface specificatie. | Ongeldig verzoek statuscode 400 Bad Request |
Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow. | ||
3 | Ontvangen request bevat ID('s) van te bevragen source(s):
Het verkregen antwoord van Mitz geldt voor alle GBZ-applicaties die voor patiënt toestemming zijn gemigreerd naar Mitz. Voor eventueel niet-gemigreerde GBZ-applicaties (van de aangeduide zorgaanbieder) kan de toestemming niet worden vastgesteld (consent=”Unknown”). | Mitz migratie status kan niet worden vastgesteld statuscode 500 |
Status van toestemming in Mitz kan niet worden vastgesteld statuscode 500 | ||
Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow. | ||
4 | Ontvangen request bevat géén ID('s) van te bevragen source(s):
Het systeem voegt de verkregen informatie samen. Voor appID’s die zijn verkregen van Mitz krijgt consent de waarde “Permit”. Voor appID’s die zijn verkregen uit de VWI, en die niet zijn gemigreerd naar Mitz, krijgt consent de waarde “Unknown”. | VWI-bronnen kunnen niet worden bepaald statuscode 500 |
Mitz migratie status kan niet worden vastgesteld statuscode 500 | ||
Mitz-bronnen kunnen niet worden bepaald statuscode 500 | ||
Toets bij Actualiteitsregister kon niet worden uitgevoerd Het systeem logt deze gebeurtenis, en gaat verder met de verwerking. | ||
Het systeem genereert de vereiste foutresponse en gaat verder met de exit stap van de main flow. | ||
5 <exit> | Het systeem retourneert een response naar de primaire actor. | Verwerking succesvol statuscode 200 OK |